Wetsontwerp wijziging patiëntenrechten ingediend in de Kamer

    januari 02, 2024

     

    Het belang van de patiënt komt hierin nog meer centraal te staan. De idee steunt op drie grote pijlers. Ten eerste wil het ontwerp de patiëntgerichte benadering versterken in de wet. Ten tweede wordt in het ontwerp onder meer de nodige aandacht geschonken aan het moderniseren en verduidelijken van de figuur van de vertrouwenspersoon en de vertegenwoordiger en de rol van de naasten van de patiënt. Ten derde omvat het ontwerp ook een aantal wijzigingen om de patiënt beter in staat te stellen de regie van zijn zorg in handen te nemen. Cruciaal daarbij is informatie. Om deze reden worden zowel het recht op informatie als het recht op een geïnformeerde toestemming gemoderniseerd en geëxpliciteerd.1


    Wetsontwerp wijziging patiëntenrechten ingediend in de Kamer

     


    De rode draad van dit wetsontwerp is informatie. Dit komt herhaaldelijk aan bod. Zo is er een recht ingeschreven ten gunste van de patiënt om van de gezondheiszorgbeoefenaar informatie te verkrijgen over zijn of haar beroepsbekwaamheid- en ervaring, in principe geen nieuw recht maar wel een explicitering van het recht op geïnformeerde voorafgaande toestemming. Hoewel niet opgenomen in het wetsontwerp, is het toch vermeldenswaardig dat in de memorie van toelichting gesteld wordt dat een patiënt met medeweten van de zorgverlener een geluidsopname kan maken van het gesprek met de gezondheidszorgbeoefenaar. Dit alles uiteraard steeds nadat de patiënt eerst mondeling, op zijn maat, werd geïnformeerd. Op zijn maat houdt bijvoorbeeld in dat een 12-jarige jongen anders dient worden te geïnformeerd dan een 45-jarige collega-arts, zo stelt de memorie van toelichting.


    Een ander opmerkelijk aspect in het nieuwe wetsontwerp is het feit dat het begrip ‘persoonlijke notities van de arts’ wordt geschrapt. Dit gebeurde op advies van de Orde der artsen zelf. Het concrete gevolg hiervan is dat wanneer een patiënt inzage vraagt in het patiëntendossier hij dan ook inzake zal krijgen in het hele dossier met uitzondering van de gegevens over derden. Vroeger waren persoonlijke notities immers ook uitgesloten van het inzagerecht, nu zal een arts een patiënt ook over zijn persoonlijke notities verdere duiding kunnen geven.


    Een andere wijziging betreft het gradueel verloop van de therapeutische exceptie. De therapeutische exceptie is een uitzondering op de informatieplicht die speelt als er sprake is van een ernstig nadeel, bijvoorbeeld iemand die suïcidaal is niet meteen vertellen dat de diagnose van Parkinson werd vastgesteld. Therapeutisch in deze zin dat dit de niet-mededeling de gezondheid van de patiënt meer ten goede komt dan de mededeling. De therapeutische exceptie bestond reeds in de Wet Patiëntenrechten van 2002 maar het verschil zit in het feit dat er nu wordt geopteerd voor een aanpak waarin informatie gradueel meegedeeld wordt aan de patiënt, waar vroeger een meer rigide aanpak werd gehanteerd: men zei alles of men zei niets.


    Ook nieuw en belangrijk in de praktijk is het recht op elektronische ontsluiting van gezondheidsgegevens, hierbij gaat het om het vindbaar of toegankelijk maken van informatie. Op basis van deze bepaling dient een gezondheidszorgbeoefenaar het patiëntendossier in elektronische vorm te bewaren. De aanvangsdatum voor deze verplichting is evenwel nog niet bepaald.


    Dit wetsontwerp staat ook uitgebreid stil bij het begrip ‘vertrouwenspersoon’, een begrip waarnaar ook gerefereerd wordt in het wetsontwerp tot wijziging van de wet de Kwaliteitswet. Zo dient de gezondheidszorgbeoefenaar nu ook de identiteit en de draagwijdte van de bevoegdheid van de vertrouwenspersoon op te nemen in het patiëntendossier. Een vertrouwenspersoon is een persoon die een patiënt bijstaat in de uitoefening van zijn rechten als patiënt. Bijstaan betekent in deze definitie ondersteunen. De primaire rol is om de patiënt, die zelf zijn patiëntenrechten uitoefent, bij te staan. Een bijkomende rol waarbij de vertrouwenspersoon zélf de rechten van de patiënten gaat uitoefenen – denk hierbij aan informatie over de gezondheidstoestand van de patiënt en het recht op inzage in het patiëntendossier – is evenwel mogelijk op uitdrukkelijke vraag van de patiënt.


    Op vlak van het recht op intimiteit is er ook een belangrijke toevoeging gedaan. Wanneer een patiënt het nodig vindt dat zijn vertrouwenspersoon aanwezig is, moet dit principieel mogelijk zijn. Enkel wanneer er gegronde redenen zijn, zoals hygiënemaatregelen, zou de aanwezigheid van de vertrouwenspersoon bij de dienstverlening mogen worden geweigerd. Dat de patiënt zijn akkoord moet geven opdat personen waarvan de aanwezigheid niet is verantwoord in het kader van de dienstverstrekking, toch aanwezig kunnen zijn (bijvoorbeeld studenten geneeskunde tijdens een kijkstage), blijft behouden.


    In het verlengde van de vertrouwensfiguur ligt de vertegenwoordiger van de patiënt. Die komt in actie wanneer de patiënt niet meer in staat is om zelf zijn rechten als patiënt uit te oefenen. Om een einde te maken aan de voorgaande onduidelijkheid, wordt ook de figuur van de vertegenwoordiger expliciet gedefinieerd in het wetsontwerp.


    Er wordt niet enkel aandacht besteed aan de patiënt zelf, ook zijn naasten worden vermeld in het nieuwe wetsontwerp. Zo pleegt de zorgverlener op verzoek van de patiënt overleg met de naasten die de patiënt aanwijst. Dit principe bestaat al in de Euthanasiewet.2 Daarnaast heeft men ook de mogelijkheid om op elektronische wijze via patiëntenportaal Mijn gezondheid naasten aan te duiden die de vertegenwoordiger bij staan.


    Verder is er ook een aanscherping van de modaliteiten waarop de zorgverlener de informatie verstrekt maar deze houdt geen vergaande nieuwe verplichting in. Indien de zorgverlener meent dat het om een reden (bijvoorbeeld een patiënt die erg nerveus overkomt, de complexiteit van de informatie…) pertinent is om de informatie ook schriftelijk, hetzij op papier hetzij elektronisch mee te geven, dan handelt hij daartoe. Indien hij meent dat een louter mondelinge toelichting volstaat (bijvoorbeeld het meegeven van normale bloedwaarden na bloedanalyse) dan acht hij het niet pertinent en moet de informatie niet schriftelijk, hetzij op papier, hetzij elektronisch worden bezorgd, tenzij de patiënt erom verzoekt.


    MvT bij Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt en tot wijziging van bepalingen inzake rechten van de patiënt in andere wetten inzake gezondheid, Parl.St. 2023-24, nr. 55-3676/001, 5.


    2 Art.3, § 2, 5° van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, BS 22 juni 2002.