Spoedopname noodcentrale ziekenhuis

    juli 20, 2022

    Volgens het KB van 2 april 1965 houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van de gemeenten als centra van het eenvormig oproepstelsel wordt bij een oproep naar de noodcentrale in principe verwezen naar het dichtst bijgelegen ziekenhuis met een spoedgevallendienst verwezen. Het Hof stelt dan ook dat de patiënt niet zelf gekozen heeft in welk ziekenhuis en door welke arts hij behandeld werd. Hierdoor kan er geen sprake zijn van een contractuele relatie, doch enkel van een buitencontractuele relatie. Om te kunnen spreken van een contractuele relatie moet de patiënt zelf de keuze voor een bepaald ziekenhuis en/of een bepaalde arts gemaakt hebben. Het Hof benadrukt dat het loutere feit dat de patiënt kennis had van het ziekenhuis waar de MUG hem naartoe bracht, niet gelijk staat aan een eigen keuze en geen contractuele relatie tot stand brengt.

    Bij een buitencontractuele relatie geldt de verjaringstermijn van artikel 2262bis Oud BW, namelijk vijf jaar. Die termijn begint te lopen vanaf de dag volgend op die waarop de benadeelde kennis gekregen heeft van de schade én van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon1. Met deze informatie kan de benadeelde namelijk een causaal verband kan leggen tussen het schadeverwekkend feit en de schade. Een zeker en vaststaand oorzakelijk verband is niet vereist.2

    De aansprakelijkheidsvordering werd ingesteld op 16 januari 2019. Pas op 2 oktober 2017 zou het volledig medisch dossier aan de patiënt zijn bezorgd. Het Hof van Beroep te Antwerpen stelde vast dat de patiënt reeds kort na de opname op 11 juli 2013 kennis kreeg van de nodige elementen om eventueel een buitencontractuele vordering in te stellen. Het was dan ook niet nodig om eerst nog het volledig medisch dossier door te nemen.


    Brigje Verhasselt


    1Cass. (1e k.) AR C.12.0605.N, 5 september 2014 (Axa Belgium nv / Algemeen Ziekenhuis Maria Middelares vzw, E.C., D.C. e.a.), Arr.Cass. 2014, afl. 9, 1759.

    2Ibid., 1763.