Covid-19, vaccinatie-plicht en vaccinatie-bewijs in de zorg – Het juridisch kader

    maart 19, 2021

    Vaccinatieplicht bij te lage groepsbescherming?

    Een vaccinatieprogramma is pas efficiënt als er een voldoende groepsimmuniteit bestaat. Indien zou blijken dat een land er ondanks advisering, voorlichting en promotiecampagnes niet in slaagt om 70 of 80% van de bevolking te vaccineren, is de vraag of vaccinatie tegen COVID-19 kan worden verplicht. Aan de ene kant moet een overheid sowieso het recht van de burger op fysieke integriteit en op eerbiediging van het privé-leven (art. 3 en art. 8 EVRM) respecteren. Aan de andere kant heeft de overheid de taak om de volksgezondheid te beschermen en te bevorderen (Gezondheidsraad ((Nl), advies 2021/3, p.12).  De overheid kan die twee verantwoordelijkheden alleen maar met elkaar verzoenen indien zij kan aantonen dat het doorvoeren van een vaccinatieplicht voor het collectieve belang van de bescherming van de volksgezondheid opweegt tegen het ingrijpen op grondrechten en individuele belangen (Ibid. p. 12). De Belgische vaccinatieplicht bij polio die ervoor heeft gezorgd dat polio nagenoeg is verdwenen is destijds door het Hof van Cassatie niet strijdig bevonden met art. 8 EVRM. Naast de wettelijke basis, was er een legitieme doelstelling (de bescherming van de volksgezondheid) en een noodzakelijke maatregel die op evenredige wijze aan de legitieme doelstelling van bescherming van de volksgezondheid beantwoordde (Cass., 18 december 2013).

    Bij het coronavirus is er nog geen evidentie dat het virus door vaccinatie kan uitgeroeid worden. Om een vaccinatieplicht tegen COVID-19 door te voeren zal hoe dan ook een wettelijke basis vereist zijn en zal moeten worden aangetoond dat een verplichte vaccinatie een noodzakelijk en proportionele maatregel is. Veel hangt daarbij af van het antwoord op de vraag wat de beschermingsduur is van de vaccinatie, of er zeker geen virusoverdracht meer kan plaatsvinden nadat iemand is gevaccineerd en of de nagestreefde doelstelling niet met minder ingrijpende maatregelen kan worden bereikt. Tot op heden zijn lidstaten nog niet overgegaan tot een verplichte vaccinatie. Enkel de Spaanse regio Galicië voerde vanaf 24 februari 2021 een vaccinatieplicht tegen COVID-19 in.  

    Het Raadgevend Comité voor Bio-Ethiek sluit een vaccinatieplicht tegen COVID-19 op zich niet uit maar het Comité maakt duidelijk dat dit alleen onder strikte voorwaarden kan. Deze voorwaarden zijn o.a. dat de vaccinatie absoluut noodzakelijk is voor de bescherming van degenen die niet kunnen worden gevaccineerd, dat de minder verregaande maatregelen ondoeltreffend blijken te zijn en dat de aard van de verplichting en de middelen waarmee ze wordt uitgeoefend in verhouding staan tot het nagestreefde doel (Raadgevend Comité voor Bio-Ethiek advies 74, p. 13). Tegelijkertijd pleit het Raadgevend Comité voor een correcte schadeloosstelling voor de zeer zeldzame situaties waarin vaccinatie leidt tot ernstige ongewenste effecten (RCBi, advies nr. 64, p.  43).

     

    Een vaccinatiebewijs verplichten voor zorgverleners?

    Een zorginstelling wil een veilige omgeving bieden zowel voor zijn zorgverleners als voor zijn patiënten. Vanuit die bezorgdheden kan de vraag zich stellen of een zorginstelling haar zorgverleners kan vragen om een vaccinatiebewijs voor te leggen indien een overheid zelf geen vaccinatieplicht tegen COVID-19 invoert.

    In een rapport van 4 februari 2021 wijst de Nederlandse Gezondheidsraad er terecht op dat de instelling die van de zorgverlener een vaccinatiebewijs vraagt sowieso zal moeten handelen met respect voor het recht van de zorgverlener op fysieke integriteit en op bescherming van het privé-leven, de anti-discriminatiewetgeving en de wetgeving van verwerking van persoonsgegevens.  De instelling zal moeten aantonen dat het voorleggen van het vaccinatiebewijs een gerechtvaardigd doel dient, noodzakelijk is om dat doel te bereiken en proportioneel is (Gezondheidsraad  (Nl), o.c. p. 19). De instelling zal dus moeten aantonen dat er niet met minder ingrijpende maatregelen kan worden gewerkt om het risico op verspreiding van het virus te beperken (Ibid., p. 22), zoals het gebruik van beschermingsmateriaal, het voorleggen van een recente negatieve testuitslagen, het inschakelen van een zorgverlener zonder vaccinatiebewijs op een andere dienst. Een vaccinatiebewijs vragen zal allicht makkelijker te verantwoorden zijn ten aanzien van zorgverlener die vaak in contact komt met oudere patiënten en/of patiënten met een zwakke gezondheid, wanneer ook vaststaat dat de vaccinatie van de zorgverlener de patiënten effectief beschermt en wanneer er geen minder ingrijpende maatregelen voorhanden zijn (zie ook Gezondheidsraad (Nl), o.c., p. 27).

    Een vaccinatiebewijs voor patiënten en consumenten?

    Het vragen van een vaccinatiebewijs aan patiënten vooraleer ze noodzakelijke acute zorg kunnen krijgen zal moeilijk te verantwoorden zijn. De Nederlandse Gezondheidsraad is alvast van oordeel dat het belang van een zorginstelling bij een vaccinatiebewijs niet groter kan zijn dan de potentiële schade door uitsluiting van zorg (Ibid., p. 26).

     

    Stefaan Callens

    Gepubliceerd in de Artsenkrant, 4 maart 2021, p. 19