Voorleggen van een uitreksel uit het strafregister bij de aanwerving van een ziekenhuisarts

    januari 02, 2023

    De wetgeving geeft hier immers geen eenduidig antwoord op. Zo bestaat er wel het algemeen principe dat een werkgever geen vragen mag stellen over het gerechtelijk verleden van een sollicitant12, maar dit is nergens expliciet neergeschreven. De Algemene Verordening Gegevensbescherming bepaalt in artikel 10 dat persoonsgegevens omtrent strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten enkel mogen worden verwerkt en bijgehouden onder toezicht van de overheid of indien de verwerking is toegestaan bij Unierechtelijk of lidstaatrechtelijke bepalingen die passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen bieden. Er kan dus van het principe worden afgeweken via een wet.

    De wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg (hierna de Kwaliteitswet) biedt geen verdere verduidelijking maar zorgt juist voor een nog beperktere communicatie tussen de actoren. Waar er voor de inwerkingtreding van de kwaliteitswet een doorstroom van informatie omtrent het gerechtelijk verleden van de kandidaat-arts tussen de rechtbanken, de provinciale geneeskundige commissie en de hoofdarts werkzaam in het desbetreffende ziekenhuis was, wordt dit in de nieuwe Kwaliteitswet niet meer voorzien en wordt er enkel nog communicatie toegestaan van de door de Toezichtcommissie genomen maatregelen aan het FAGG, het RIZIV, de patiënt, de gezondheidszorgbeoefenaar of de instantie die een klacht indiende en andere belanghebbenden. Vanuit de wetgeving zou het ziekenhuis in principe enkel een uittreksel uit het strafregister model 596.2 (minderjarigen) kunnen opvragen vermits een arts in de omgang met minderjarigen onberispelijk gedrag moet vertonen. Daarnaast heeft het ziekenhuis ook de verantwoordelijkheid om minderjarigen adequaat te begeleiden.

    De Ode der Artsen is dan ook van oordeel dat gelet op de beperkte wetgeving hieromtrent, er moet worden gekeken naar het deontologisch kader. Zo heeft de arts een deontologische plicht om een uittreksel van het strafregister, model 595 en model art.596.2 af te geven wanneer de medische directie van het ziekenhuis daar om vraagt. Dit wordt verantwoord vanuit het feit dat het niet meedelen van dergelijke beslissingen, niet alleen een negatieve weerslag kan hebben op de professionele relatie maar ook omwille van de zware verantwoordelijkheden die gepaard gaan met het uitoefenen van de functie. De patiënt moet immers het volle vertrouwen kunnen hebben in zijn arts. Bovendien zorgt het controleren van het uittreksel uit het strafregister ervoor dat het ziekenhuis de kwaliteit van zorg, de veiligheid van de patiënt, de integriteit en de goede naam van het ziekenhuis kan garanderen. Let wel, het is niet zo dat het opvragen van een uittreksel uit het strafregister, er toe mag leiden dat de sollicitant die een strafrechtelijke veroordeling heeft opgelopen, automatisch niet wordt aangenomen. Ook moet er duidelijk worden bepaald dat het ziekenhuis ten alle tijden de rechten inzake de privacy van de solliciterende arts moet respecteren. Wanneer een ziekenhuis zou overwegen dergelijke informatie bij de aanwerving op te vragen, wordt dit best op zeer duidelijke wijze neergeschreven in de algemene regeling.

    De Orde der Artsen is alvast met het advies van oordeel is dat de arts een deontologische plicht heeft om een uittreksel uit het strafregister, model art.595 en art.596.2 af te leveren indien het ziekenhuis hierom vraagt, tot waarborg van de principes van de medische deontologie en voor zover de beginselen van privacy en non-discriminatie worden gerespecteerd.


    Céline Bachez, Emma Van de Voorde


    1 CAO nr. 38 van 6 december 1983 betreffende de werving en selectie van werknemers, M.B., 28 juli 1984.

    2 V. Vannes, Beëindiging van de arbeidsovereenkomst om gewichtige reden: de verschillende specifieke gevallen van gewichtige reden, t. 3, Limal, Anthemis, 2022, p. 62 tot 64